Voorlopig is de Tweede Kamer nog geen tegenmacht, integendeel
De nieuwe bestuurscultuur in politiek Den Haag is nog niet erg op gang gekomen. In elk geval zal niemand opgewonden raken van het eerste en voorlopig enige wapenfeit: de publicatie van de agenda van de ministerraad.
Wat je voor de rest ziet, is niet eens te kwalificeren als de terugval van ex-verslaafden. Men is gewoon op de oude voet doorgegaan. Zie de bij elkaar geritselde verkiezing van de nieuwe Kamervoorzitter. Zie de onverkorte steun voor het gammele coronabeleid van het kabinet. Zie de klassieke mist waarin het onzedige Kamerlid van D66 verdween. En zie hoe de ‘nieuwebestuurscultuurders’ Rutte weer kopjes geven.
Ondertussen moeten wij burgers geloven dat de Kamer van een lam in een leeuw zal veranderen.
Openheid!
Macht en tegenmacht! Dat zijn de sleutelbegrippen van de komende tijd, hoorde ik laatst een Kamerlid roepen. En transparantie en openheid!, kraaide een collega. Ze keken bevlogen in de camera en ik keek terug: wie zijn jullie? dacht ik.
Later begreep ik dat de eerste spreker een ‘ervaren’ Kamerlid is, want die had al een termijn volgemaakt. De ander hoorde tot het legioen van 59 nieuwelingen dat na de verkiezingen op het Binnenhof is neergestreken.
Ze voelden zich leeuwen, maar het zijn lammetjes en dat zullen ze voorlopig blijven.
Denk maar even mee.
Tegenmacht?
De Kamer wil een ‘tegenmacht’ vormen. Dus op eigen sap en met zelfbewustzijn een eigenstandige positie innemen tegenover een kabinet dat zich transparant en inschikkelijk zou moeten opstellen.
Dualisme en ze-moeten-niet-denken-dat. Of zoiets, want helemaal duidelijk is het voor mij nog niet.
Voor de Kamer zelf ook niet. Het geloof is hevig, maar de grondslagen zijn nog wankel. Zo kwakte een door mij gewaardeerd parlementariër als Renske Leijten de vers gebeitelde stenen tafelen van de nieuwe bestuurscultuur tegen de grond en verkondigde: ‘Tegenmacht? Wij zijn de macht!’.
Ze werd niet tegengesproken, maar ook niet bijgevallen. En dan weten de kenners het wel: wie hoopt te worden gepromoveerd tot coalitiepartij, gaat de macht echt niet delen met de oppositie. Al schrijf je nog zo’n dun regeerakkoord. Want op elke rimpeling van tegenmacht, staat de straf van een kabinetscrisis.
Tegenmacht is de reddingsboei van de oppositie, macht is het doel van de coalitie.
Maar goed, we dromen toch even over een Kamer die als geheel tegenmacht wil zijn.
Dan heb ik hier nog twee probleempjes die ze moet oplossen. Het gebrek aan ervaring in het parlement en het vrijwel ontbreken van autonoom denkende en handelende Kamerleden.
Het eerste probleem laat zich met wat inspanning mettertijd wegnemen, nou ja, verminderen. Het tweede is onoplosbaar als de partijen blijven wat ze nu zijn: een vehikel voor de partijleider.
Nauwelijks ervaring
Met 59 nieuwe Kamerleden en velen die net hun eerste termijn erop hebben zitten, is ervaring in de Kamer dun gezaaid. Komt bij dat er heel veel kleine fracties zijn waar toch al gewoekerd moet worden met tijd en kennis. Discussiëren voor de bühne zal de meesten wel lukken, maar de diepte ingaan, met name in wetsontwerpen waar zoals bekend veel ellende uit kan voortkomen, is weinigen gegeven.
Het geeft onbedoeld en onvermijdelijk aan grotere fracties en ervaren(er) Kamerleden een disproportionele invloed. Of aan het kabinet dat wel heel zuiver in de nieuwe bestuurscultuur moet zijn om daar geen gebruik van te maken.
Is ervaring met het Kamerwerk al een zwakke stee, het wordt nog erger als je naar de eenzijdige herkomst van de meeste Kamerleden kijkt. Voornamelijk hoogopgeleide Randstedelingen uit de ambtelijke en politieke wereld. En het actie- en lobbywezen natuurlijk.
Werken als stage
Als je nooit voor je eigen brood hebt gewerkt, nooit hebt gefunctioneerd in een grote organisatie, niet weet wat ‘gewone mensen’ op de werkvloer, bij de voedselbank of een verpleeghuis meemaken, dan is het leven erg abstract. Een werkbezoekje of een stage is natuurlijk prijzenswaardig, maar het blijft vergeleken met het ‘echte’ leven een toeristisch uitje.
Er valt aan dit probleem best wel wat te doen, ook in de komende Kamerperiode. Snoeien in al die hanengevechtjes voor de camera, schrappen in al die spoeddebatten, stoppen met die motiedrift, het zou al heel wat tijd kunnen opleveren.
Verder: veel serieuzer aan het echte werk. Wetgeving, beleid. Kamerleden opleiden, niet steeds van portefeuille laten wisselen en vooral ook behouden voor de Kamer (en dus niet aan het eind van de termijn als ‘oud’ afdanken en inruilen voor ‘verjonging’).
Stuur de ladingen papier terug
Natuurlijk, de ondersteuning van de volksvertegenwoordiging kan beter en uitgebreider, maar iedereen weet dat je al verdubbel je de staf van de fracties, nooit tegen een kabinet of departement ‘op kan’. Dat zou ook een volkomen verkeerde rolopvatting van de Kamer zijn. Als een minister je overlaadt met papier, stuur het terug. Overvalt hij je op vrijdagavond laat met een gevoelig plan, voer het van de agenda af. Negeert hij een verzoek, straf dat af. Of kom met een eigen plan. Hoe moeilijk kan het zijn?
Waarmee we pardoes bij het tweede probleem voor de tegenmachters zijn aanbeland. Hoe sterk is ieder Kamerlid?
Veel van de huidige Kamerleden en hun voorgangers zijn trouwe partijgangers, geliefd in eigen kring en gewaardeerd om hun inzet voor de partij. Niet om hun ferme standpunten, maar om hun loyaliteit, beginselvastheid en werklust.
Soldaten. Geen mannetjesputters (m/v/x), geen autonome denkers, geen mensen met een gebruiksaanwijzing, geen mensen met een eigen profiel, met een eigen bekendheid, met een eigen achterban, met een idee, geen leiders. Nee soldaten.
De soldaten houden de bestuurscultuur in stand
Die soldaten zijn de troepen die de tredmolen van de bestuurscultuur in beweging hielden (en vooralsnog houden).
Zolang die soldaten er zijn, kleurloos en inwisselbaar, volgzaam en kritiekloos, hoeft niemand te hopen (of te vrezen) dat de Kamer een tegenmacht wordt, laat staan de macht.
De kans dat in de komende zittingsperiode uit deze grijze muizen opeens onafhankelijke karakters ontpoppen is … uh … niet zo groot.
Ik heb niemand hier nog over gehoord.
Hoe serieus ben je dan bezig?
Paul Verburgt