kruiend ijs

schurende columns van paul verburgt

Selecteer een pagina

Remedie voor dolende democraten: maak D66 weer klein

door | 10 mei 2023 | Kruiend IJs, Wynia's Week

Als er nu Tweede Kamerverkiezingen zouden worden gehouden, zou D66 een geweldige nederlaag lijden. Minstens een halvering van het huidige zetelaantal van 24, maar het is het beste wat de partij kan gebeuren.

Wie D66 zegt, zegt Van Mierlo. HAFMO, de initialen van de charismatische voorman en medeoprichter van de partij. Legendarisch om zijn monologue interieur langs de Amsterdamse grachten, legendarisch om zijn woordkunst (“wij voeren oppositie voor het kabinet”) en legendarisch ook om zijn geaarzel en getwijfel.

D’66 van het eerste uur wilde Staat en samenleving radicaal democratiseren. Het partijstelsel was vermolmd en moest tot ontploffing worden gebracht. De explosie zou de oerknal voor een nieuw politiek en maatschappelijk bestel worden en daarmee zou de taak van de partij volbracht zijn.

Dit D’66 was geen politieke partij in de klassieke zin van het woord, maar een project.

Hersens en kroeg

Dichtgeplakt, regentesk Nederland schrok zich een hoedje, niet in het minst om het libertaire en vrijmoedige gedrag van die D’66’ers. De VVD mag gehoond worden om haar bitterballen en bier, D’66 leefde zo ongeveer in de kroeg.

Het ritselde van de ‘vrijgestelden’ en freelancers: hoogopgeleide journalisten, wetenschappers, hoge ambtenaren, consultants, rechters, schrijvers, kunstenaars, studenten, de progressieve intellectuele elite van het land kortom.

Bekrompen was men niet en bescheiden evenmin. Hans Gruyters, intellectueel en kroegbaas, las als minister tijdens de eindeloze kabinetsvergaderingen van het kabinet-Den Uyl vaak een boek. Toen hij daarop door de premier werd aangesproken zou hij hebben gezegd: ik lees niet met mijn oren!

Niets lukte

Ik beken: ik was verrukt van deze dwarse kijk en dit vlerkerige gedrag en stemde meer dan eens op D’66. Ook al lukte de partij niets.

Gekozen premier, gekozen burgemeesters, referenda, allemaal mooi en aardig, maar daar had het bestel geen zin in en ook binnen D’66 leefden de nodige twijfels, met name over het referendum.

Toen duidelijk werd dat de missie van D’66 was vastgelopen, wilde Van Mierlo de partij opheffen (het project beëindigen), maar zoveel consequentheid kon de meerderheid van de partij (net) niet opbrengen. Die had de smaak te pakken gekregen en wilde een echte politieke partij worden.

Onder leiding van Jan Terlouw, die van Mierlo was opgevolgd, deed de partij wat ze als de oorzaak van het vastgelopen bestel had gezien. Ze koos zich een ideologie, het sociaalliberalisme.

Maar het was een jas die niet lekker zat. De kroonjuwelen hingen uit de zakken en het verschil met het vooruitstrevende deel van de VVD (soms met de hele VVD) was niet erg helder, zoals ook de voorliefde voor de PvdA soms klemde.

Er zat niet veel anders op dan de vlucht voorwaarts te kiezen en dus noemde de partij zich ‘het redelijk alternatief’ en roemde ze haar pragmatisme. Je kon met haar alle kanten op, nogal een verschil met de revolutionaire beginjaren van de partij!

Zuchtend en zwetend het landsbelang dienen

Zo werd D66 afhankelijk van het al dan niet aanwezige charisma van de partijleider en van de toevallige politieke context. Alleen als er een vinkje achter charisma kon worden gezet en een minnetje achter de politieke context (de standaardregeringspartijen kunnen het niet met elkaar vinden), werd D66 opgetrommeld.

Die ging dan zuchtend en zwetend het landsbelang dienen en nam zitting in het kabinet. Chic zonder twijfel, maar wie bij gebreke van een leidende filosofie en nog steeds behept met een fundamentele existentiële twijfel zo’n stap zet, moet niet raar opkijken dat die ongeloofwaardig wordt en van de partij een speelbal maakt van publieke gunst en afwijzing.

Komt bij dat de partij – we zeggen het netjes – een ongelukkige hand had bij het kiezen van bewindslieden. Katten in vreemde pakhuizen, geen notie van de echte wereld en vluchtend in abstracties en principes.

Ons soort mensen

Wie wat dieper graaft, ziet een partij van en voor nette mensen die keurige, zij het tijdgebonden opvattingen hebben en elkaar daarin vinden aan de borrel- resp. salontafel. Leuke mensen vaak, belezen, vrijzinnig, levenslustig. Maar op hun manier ook benepen want met afkeer zien ze de platheid van de gewone mensen, hun voorkeur voor vet voer, ordinaire sporten en lage cultuur. En uiteraard hun bevattelijkheid (of is het hun natuurlijke aanleg?) voor populisme en foute leiders.

Voor het gros van deze nette mensen is politiek geen roeping, maar maakt het deel uit van hun persoonlijke waarden en dagelijkse doen en laten. D66 is een onderdeel van hun lifestyle. Een representatie van hun zijn. Maar zeker niet de enige. Niet voor niets kwalificeren vele prominente Nederlanders zich als ‘snurkend lid van D66’. Zoals menig progressief ook lid was van de VPRO of Amnesty. Het hoorde bij de vooruitstrevende standaarduitrusting.

Fortuyn, Wilders, Van der Plas

Het is niet voor niets dat existentiële zaken als economie, werk, lonen en prijzen, wonen en pensioen nauwelijks interesse oproept in kringen van D66. Cultuur, onderwijs, staatsbestuur, vrede, Europa, milieu, emancipatie en woke, dat interesseert ze. Onderwerpen die aan bod komen als je je over overleven geen zorgen meer hoeft te maken.

Waar de elites in de sociaaldemocratie en de christendemocratie zich bekommerden om de gewone man, daar hebben D66’ers gewoon geen affiniteit met die mensen. Als ze zich al een voorstelling van ze kunnen maken (”Wie zijn toch die mensen?”).

De aanvallen die D66-leiders uitvoerden op leidslieden van het gemene volk, zijn van een disproportionele bitterheid. Thom de Graaf die met het dagboek van Anne Frank Pim Fortuyn om de oren meende te moeten slaan. Alexander Pechtold die van zijn weerzin tegen Geert Wilders een dagtaak maakte. Jan Paternotte die zijn handen vol heeft, want hij moet bij wijze van erfopvolging Wilders bevechten en ook nog eens Caroline van der Plas.

Losse band met ideologie

Het zijn geen trucjes à la de linkse wolk van Rutte om kiezers te trekken, maar een bijna panische verdediging van het eigen nette milieu tegen deze ‘volksmenners’. Alsof er opeens onguur volk in je keurige buurt verschijnt!

De losse band met ideologie en partijbelang leverde fraaie scenes op. Uit alle hoeken en gaten konden meningen en discussies oppoppen. En ideeën, want daar zat de partij meestal niet om verlegen. Soms ook met succes, denk aan het homohuwelijk en euthanasie.

Ging het na kabinetsdeelname weer eens bergafwaarts, dan probeerden ze blijmoedig de boel weer overeind te krijgen. Zoals ze dat ook in hun beroepsleven gewend waren: artikel verscheuren, opnieuw beginnen of proef mislukt, nieuwe poging.

En dat lukte altijd weer, want elke verkiezingsnederlaag werd gevolgd door herstel. Zelfs toen de partij niet meer dan een postbus was (1974) of drie zetels had en nul zetels peilde (2006), een prestatie.

 Interessanter dan de vraag waarom de partij in de verkiezingsuitslagen omhoog en omlaag vloog, is waarom ze door andere partijen steeds werd gevraagd om zitting te nemen in het kabinet. Het antwoord is als je naar de details kijkt, per keer verschillend, maar de trend is helder: D66 is een soort reservepartij.

Een vaste reserve, een bankzitter zoals bij een voetbalelftal of meer in hun stijl, een hockeyelftal. Geen sterspeler natuurlijk, want dan stond je in de basis.  Ook geen degelijke speler, maar een nuttig invaller, als de coach het ook niet meer weet. Een noodgreep, een gok, die de ene keer dramatisch uitpakt en de andere keer weer meevalt.

En nu vooruit

Je kunt daar van alles van vinden, maar het gaf aan D66 een bestaansrecht. Stopverf, smeerolie, give it a name, het hield het schip van staat boven water. En de partij vond het best. Ideologisch al niet het scherpste mes in de la, kon ze zich schikken in vrijwel elke combinatie. En als regeringsdeelname er even niet inzat, dan deed de partij wel mee met begrotings- en andere akkoorden in haar rol als ‘meest favoriete oppositiepartij’. Inderdaad, verder weg van de ontstaansreden van D’66 kun je moeilijk geraken.

Aan de vereiste geestelijke flexibiliteit (voor anderen: kleurloosheid) kon de partij moeiteloos voldoen. De verkiezingsslogans zijn even tekenend als hilarisch: En nu vooruit, Kansen voor iedereen en in de categorie ‘Hier zet men koffie en over’: Laat iedereen vrij, maar niemand vallen.

Onschuld verloren

Maar een paar jaar geleden is D66 haar onschuld verloren. Van de onbestemde alleslijm verkleurde ze in korte tijd in een verbeten partij die de samenleving naar haar hand wil zetten en alle tegenstand afdoet als fascisme, klimaatontkenning en wappiegedrag.

Dwingen en verbieden liggen haar in de mond bestorven. En rond een ongenaakbare leidster groept een stel straatvechters samen die tegenstanders met gescheld en stiekeme streken te lijf gaat. De magere mannetjes, Jan Paternotte, Sjoerd Sjoerdsma om er een paar te noemen. Omlijst met ongeleide projectielen als Tjeerd de Groot die zijn bekering tot milieuactivist dagelijks celebreert met persoonlijke aanvallen en krankzinnige fabels (‘wormen krijgen stress’). En gepusht door zeloten als Rob Jetten die tientallen miljarden mogen besteden aan vrijwel kansloze klimaatprojecten.

De partij die polarisatie altijd verafschuwde, polariseert nu zelf als een dolle. De partij die verwetenschappelijkte politiek nastreefde, doodt nu elke discussie die afwijkt van haar radicale gelijk.

D66 is geradicaliseerd

Het noemt zich nog D66 en de oude garde wil haar ook nog zo zien, maar de partij is geradicaliseerd of beter, overgenomen door mensen die een heel ander wereldbeeld hebben dan het sociaalliberalisme. Er is een factie binnen de libertaire, vrijheidslievende, wat laconieke progressieve intellectuele elite ontstaan die de planeet wil redden en daarom de democratie onder curatele wil stellen. Die de vrijheid van meningsuiting wil inperken, want dat leidt maar af. Die het kiesrecht voor ouderen wil intrekken, want die stemmen verkeerd.

Die landbouw en veeteelt wil halveren, want anders stikken de plantjes (en wormen). Die koerst op degrowthwat het de burgers ook aan welvaart kost. Die massale immigratie prima vindt. Die tegen kernenergie is en liever het Natura 2000 gebied Noordzee volgooit met windmolens.

Die haar plan voor ‘voltooid leven’ doordramt ook al is iedereen tegen. Die elke debat over zelfidentificatie uit de weggaat om de betreffende wetswijziging maar aangenomen te krijgen. En zo verder.

Anders dan de traditie wil verloor D66 na deelname aan Rutte III de verkiezingen niet, maar won ze en steeg ze onder Sigrid Kaag naar 24 zetels, een evenaring van het record onder Van Mierlo (1994).

Nieuw leiderschap was haar claim en zijzelf als eerste vrouwelijke premier. Het lokte veel kiezers, vooral vrouwen, maar die waren blijkens de peilingen snel weer weg. En met hen vele andere kiezers.

Ze bleek het tegendeel van haar verkiezingsbelofte, het diapositief van haar faam. Het vinkje voor charisma veranderde razendsnel en onherstelbaar in een minnetje. Even werd de kritiek nog afgedaan als de angst van witte mannen voor sterke vrouwen, maar ook die verdedigingslinie ligt plat.

Maak D66 klein

De onvermijdelijke collaps zal de partij terugbrengen naar haar natuurlijke omvang, een zetel of 8. Het gekke is: dat moet D66 ook willen.

De partij is op z’n best als ze klein is: bescheiden, vrijzinnig, emancipatoir en onideologisch genoeg om niet te blijven steken in dogma’s en welles-niets. Dan groeit ze allengs weer, kan ze vastgelopen kabinetten redden, krijgt ze van de kiezer misschien weer op haar donder en begint ze onverwijld aan een fase van opkrabbelen.

Om weer serieus te worden genomen, moet ze zich wel ontdoen van de geradicaliseerde bovenlaag en zorgen dat de vrijzinnige liberale smaakmakers weer terugkeren. Mensen als Hans Vijlbrief en Wouter Koolmees.

Dan komt het herstel van de rede, van het pragmatisme, van de verbinding en van de vernieuwing vanzelf.

Tip voor een originele verkiezingsslogan? Maak D66 weer klein!

Paul Verburgt