Keti Koti moet geen nationale feestdag worden
“De excuses voor het slavernijverleden zie ik als een van de meest betekenisvolle momenten uit mijn ministerschap” twitterde de minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf een maand geleden. Nou ja, toe maar, dacht ik, hij heeft ook verder niets om trots op te zijn. Het functionele analfabetisme onder abituriënten van het voortgezet onderwijs is alleen maar toegenomen. Net zoals het lerarentekort. En bij de gewelddadigheden en het antisemitisme van de Palestinademonstranten keek hij de andere kant op. Blijven die excuses over.
Herdenkingsjaar
Zijn uitspraak tekent zijn ministerschap. Een wetenschapper verdwaald in een wereld die hij niet kende en niet heeft weten te doorgronden. Naïef en ineffectief.
Je kunt dan ook wel aannemen dat hij geen notie had van wat er zat aan te komen met de Nationale Herdenking Slavernijverleden op 1 juli, Keti Koti.
Het moet de afronding worden van het zogenaamde Herdenkingsjaar Slavernijverleden.
Dat herdenkingsjaar is aan het grote publiek vrijwel ongemerkt voorbijgegaan. De interesse in de samenleving voor het slavernijverleden is miniem. Het leeft slechts in zeer beperkte, activistische kring.
Klamme handen
Hoe minder aandacht, des te minder kans op erkenning en geld, dat weet een kind. Zeker in het veranderde politieke klimaat kan dat zo maar leiden tot een geheel andere opstelling van de landelijke politiek. Geen of een veel kleiner slavernijmuseum, geen of veel minder subsidies en al helemaal geen ‘herstelbetalingen’.
Het moet NiNsee, het Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis, dat de nationale herdenking op 1 juli organiseert, klamme handen hebben gegeven. Wederom, want de voorgeschiedenis was ook al niet florissant.
Nooit katoen geplukt
De excuses die de regering eind 2022 maakte voor het slavernijverleden van Nederland, hebben bij de bevolking nooit veel steun weten te verwerven. Velen beschouwden het als een onderonsje van een zwarte lobby en een progressieve, grootstedelijke minderheid.
Het geringe draagvlak heeft – hoe graag de lobbyisten het ook wilden – niets te maken met wit, genetisch bepaald racisme onder de burgers. Men voelt zich gewoon niet verantwoordelijk voor iets van honderden jaren terug. “Ik heb nooit slaven gehad en jij hebt nooit katoen geplukt” was de hoekige samenvatting van de weerzin.
Komt bij dat de gemiddelde Nederlander toen in grote armoede leefde en in de verste verte niet profiteerde van de slavenhandel, nog daargelaten dat die business vrijwel permanent verlieslatend was.
Eenzijdig
Ergernis wekte ook de eenzijdigheid van de excuuslobby. Als je er dan een punt van wil maken, kijk dan verder dan Suriname en het Caraïbische gebied. Afrika, Nederlands-Indië, zo ingewikkeld is het niet. Of toch wel? In die contreien zit niemand te wachten op excuses. Die ene keer dat Willem Alexander erover begon, leidde dat tot groot ongemak bij zijn Indonesische gastheren.
Trouwens, moesten we dan ook niet de Arabische slavenhandel onder de loep nemen? Het was eeuwenlang usance om Europese schepelingen tot slaaf te maken. En wat te denken van de handel in blanke slavinnen? Naar verluidt aantallen die de Nederlandse slavenhandel royaal overtreffen.
Waar de Westerse bevolking uiteindelijk de slavenhandel en slavernij afschaften, gaat dat in tal van Afrikaanse en Aziatische landen nog gewoon door.
Gemist loon
Bovendien maakte de excuuslobby geen geheim van haar financiële motieven. Er moest geld op tafel komen, schadevergoeding voor de nazaten. De nazaten niet als groep of als symbool, maar handje-contantje naar de achter-achter-achterkleinkinderen van de gedupeerden van weleer. Er gingen al berekeningen rond van gemist loon en niet-toegekend vakantiegeld.
Wat weer leidde tot cynische rekensommen van Nederlanders die geboortig zijn uit plaggenhutbewoners in Drenthe.
Niet vreemd dat de excuuslobby zich zorgen maakt over haar toekomst.
Bosma
De komende Nationale Herdenking Slavernijverleden kon dus wel wat ketelmuziek gebruiken. En zie, daar diende zich een uitgelezen kans aan, PVV’er Martin Bosma, voorzitter van de Tweede Kamer.
Bosma stond op de lijst van genodigden, naast zijn collega-voorzitter van de Senaat, de premier, ministers en andere hoogwaardigheidsbekleders. Zo gaat dat bij nationale herdenkingen. Dat gebeurt ook niet met een telefoontje een paar dagen voor de happening, maar maanden van tevoren. Anders gezegd, Bosma was al lang geleden door NiNsee uitgenodigd en dat was alom bekend
Maar kijk ’s aan, ongeveer een maand voor het moment suprême komt er opeens kritiek op Bosma. Die had zich in het verleden meermalen raillerend en afwijzend uitgelaten over de slavernijexcuses. En dus was het eigenlijk ondenkbaar dat hij op 1 juli aanwezig zou kunnen zijn. Tenzij hij afstand nam van zijn uitspraken in het verleden en zijn excuses ervoor zou aanbieden. Excuses. Je bent excuuslobby of niet.
NiNsee voegde zich bij de critici en – ik vat het hele gedoe samen – trok uiteindelijk de invitatie van Bosma in. Een ongepaste beslissing alsof een particulier clubje kan bepalen wie er bij een nationale herdenking mag zijn, nog daargelaten dat het event geheel wordt betaald door de overheid. De Kamervoorzitter toonde zich een heer, hield zijn mond en blijft gewoon thuis.
Wat zullen ze trots geweest zijn bij NiNsee. Op hun rel welteverstaan.
Kabinet
De chic die Bosma betrachtte, kon het demissionaire kabinet niet opbrengen. Niet minder dan 10 bewindslieden reizen op 1 juli af naar de slavernijherdenking. Dat is veel, heel veel. Kom daar eens om op 4 mei.
Ze kunnen u en mij veel wijsmaken, maar dit heeft weinig van doen met een diep doorleefde emotie over ons slavernijverleden. Het gaat om de PVV, Wilders, Bosma, racisme, extreemrechts.
De overgrote meerderheid van het vertrekkende kabinet, bijgevallen door de linkse oppositie, is nog steeds niet bekomen van de verkiezingsuitslag van 22 november 2023. Het leidt tot excessief gedrag zoals deze overbezette delegatie naar Amsterdam, waar ze een onder gelijkgezinden zijn, van Denk-politici die Bosma tot persona non grata wilden verklaren, tot wethouder Groot Wassink die verkondigde de telefoon van PVV-minister Faber niet te zullen opnemen, een dapper standpunt dat hij niet minder dan 24 uur volhield.
De afschuw gaat zelfs zo ver dat het demissionaire kabinet heeft gelobbyd om de bordesscene van het nieuwe kabinet niet op 1 juli te laten plaatsvinden. Keti Koti mag niet bezoedeld worden door racisten of zoiets.
Ook de voorzitter van de Eerste Kamer, Jan Anthonie Bruijn, koos partij, maar niet voor zijn bestaansreden, het zijn van volksvertegenwoordiging. Hij liet zijn collega van de Tweede Kamer vallen en gaat lekker mee met het stampvoetende demissionaire kabinet.
Qatar
Het is plat, het is polariserend en het is vooral ook dubbelhartig.
Kijk even naar het defensieverdrag dat Kajsa Ollogren afgelopen week afsloot met Qatar. Ollongren die als D66-wethouder opperde dat Amsterdam zich van Nederland moest afscheiden als ooit Wilders aan de macht kwam. Die Ollongren heeft ons land vriendjes gemaakt met een autoritair islamistisch regime dat 2 miljoen gastarbeiders ‘houdt’ als varkens in een megastal. Gewoon slavernij, ook al is dit Kafalasysteem een paar jaar geleden zogenaamd afgeschaft. 2 miljoen slaven op een bevolking van 2.7 miljoen.
Maar mevrouw Ollongren is op 1 juli van de partij, hoor.
Moeras
Zo zijn de excuses voor het slavernijverleden van ons land gestrand of beter niet verder gekomen dan het moeras waaruit ze voortkwamen. Polarisatie, vooringenomenheid, uitsluiting, geldlust, egotripperij en – het kon niet uitblijven – een stok om witte honden mee te slaan. Overgenomen door figuren die het slavernijverleden aangrijpen om rekeningen te vereffenen en conflicten uit te vechten.
Het gaat in de eerste plaats ten koste van de mensen, gekleurd en blank, die wel oprecht pogen om dit zwarte verleden een plek te geven en in al zijn narigheid te erkennen. Die dus ook geen Slavernijmuseum willen als tempel van verontwaardiging over alle blanke Nederlanders, maar een educatief, contemplatief centrum voor studie en ontmoeting.
“Wij zijn de goeden”
Het gaat in de tweede plaats ten koste van de geloofwaardigheid – weer! – van onze politici die zoiets precairs als slavernij gebruiken voor hun gevechtjes met andersdenkenden en tegenstrevers. Ze hullen zich in een harnas van morele superioriteit en eisen dat anderen zich overgeven. “Wij zijn de goeden, jullie zijn de slechten!”
Dat is niet alleen potsierlijk, het is vooral ook een teken dat in de strijd om de macht en het eigen gelijk niets heilig is. Je hoeft geen groot politicoloog te zijn om te begrijpen dat voor dit slag autoriteiten eerlijkheid en spijt hulpmiddelen zijn, inwisselbaar voor elk ander instrument, als ze het eigen streven maar dienen.
Het is maar hoe het balletje rolt
In de derde plaats is het een oorverdovende boodschap aan iedere burger dat excuses van de overheid net zo veel waard zijn als geen excuses of stilzwijgen. Excuses worden gegeven als het echt niet anders kan of als dat politiek gesproken beter uitkomt. De excuses voor de toeslagenaffaire en de Groninger gaswinning waren na decennia ontkenning en wegwuiven, niet meer te vermijden. De excuses voor het slavernijverleden dienden een puur politiek doel: paaien van boze, etnische bevolkingsgroepen.
Maar liever niet dan wel. Liever zwijgen, ontkennen of de bal vooruit spelen. Of gemompel als ‘dat had beter gemoeten’. Denk aan de schandalige omgang met Joden die terugkeerden uit de vernietigingskampen, Denk aan de KNIL-militairen. Aan de dienstplichtigen die de politionele acties moesten uitvoeren. Mannen en vrouwen die met ondeugdelijk of levensgevaarlijk materiaal moesten werken en daar heel ziek van werden. De lijst is lang, heel lang.
Excuses? Het is maar hoe het balletje rolt. Dat is de boodschap. Dat is Keti Koti anno 2024.
Daar gaan we natuurlijk geen officiële feestdag van maken.
Paul Verburgt