kruiend ijs

schurende columns van paul verburgt

Selecteer een pagina

Het einde van de lafheid van universiteitsbestuurders?

door | 10 juni 2024 | Kruiend IJs, OpinieZ

Al zeven maanden lang wordt er aan onze universiteiten actiegevoerd voor Gaza en tegen Israël. Al snel ontaardde dat in geweld, vernieling, bezetting, intimidatie en onvervalste Jodenjacht. De reactie van de bestuurders van de universiteiten was van een lafhartigheid die we niet snel zullen vergeten.

De-escalatie

In plaats van de politie op deze relschoppers af te sturen kozen de dames en heren voor ‘de-escalatie’. Dat betekende dat men – soms ongevraagd – lijsten publiceerde met Israëlische instellingen waarmee werd samengewerkt, vaak herleidbaar naar de betrokken wetenschappers. Het betekende ook dat men doodgemoedereerd in gesprek ging met gemaskerde activisten, zelfs nadat de gezamenlijke universiteitsbestuurders in een ‘demonstratieprotocol’ hadden verklaard niet meer met vermomde demonstranten te zullen overleggen.

In Den Haag werden joodse studenten van de campus geweerd, in Maastricht werd een zone ingericht die verboden was voor ‘zionisten’ en in Rotterdam gingen activisten achter een joodse tegendemonstrant met een Israëlische vlag aan. Foei, zeiden de bestuurders, als ze al wat zeiden.

Rookgordijnen

Toen de kritiek uit de samenleving tegen dit labbekakkerige gedrag al te heftig werd, gingen de bestuurders rookgordijnen opwerpen. Hun eigen studenten en medewerkers waren van goede wil en vreedzaam, zeiden ze, maar buitenstaanders, beroepsdemonstranten en Antifa versjteerden de boel.

Dat is onwaar en onwaarachtig. De voorzitter van de Centrale Studentenraad van de UvA, een Amerikaan die geen Nederlands spreekt, zit inmiddels in hechtenis en niet voor het uitdelen van bloemen. En een wetenschapper van de Radboud Universiteit maakt dagwerk van zijn agitatie tegen Israël en adoratie van extremistische sprekers van Samidoun en soortgelijke haatclubs. De diversity officer van de Leidse universiteit was persoonlijk aanwezig bij de zoveelste intimiderende actie op de campus in Den Haag. En zo voort en zo voort.

Van de minister hoeft niemand wat te verwachten, niet omdat hij demissionair is, maar omdat hij op z’n best een toeschouwer is, maar meer waarschijnlijk omdat hij zoals zijn hele partij D66 op de hand is van de Palestina-aanhangers. Hij kwam niet verder dan wat ceremoniële opmerkingen in een interview met het Parool.

En de Tweede Kamer? Die lijkt het vooral druk te hebben met zichzelf, terwijl een strenge hoorzitting met de universiteitsvoorzitters in de rede ligt, zoals ik eerder schreef.

Zonlicht?

In dit grauwe klimaat van lafhartigheid en meeloperij gloort opeens wat zonlicht. Misschien.

Op zaterdag 8 juni verscheen in Trouw – dat net als de meeste landelijke kranten pal achter Palestina staat – een brief van de rectores magnifici van de universiteiten. Ze verklaarden niet van plan te zijn de banden met Israëlische universiteiten te verbreken. Dat zou in strijd zijn met de academische vrijheid. Zolang een instelling niet de mensenrechten schendt of de vloer aanveegt met de academische waarden, houden ze de connecties in stand, aldus de rectoren.

Daarmee zeggen ze luid en duidelijk nee tegen de belangrijkste eis van de demonstranten die alle contacten willen verbreken.

Streepje in het zand

Wel, wel. Wie had dat gedacht. U zult me enig cynisme niet kwalijk nemen. Het duurde ruim een half jaar voor de dames een heren een streep in het zand trokken.

Een streepje beter gezegd.

In de eerste plaats valt op dat niet de bestuursvoorzitters de brief hebben geschreven, maar de rectoren. Ook hoog en belangrijk, maar niet eindverantwoordelijk. Weliswaar zijn de rectoren de hoogste in gezag als het om onderwijs en onderzoek gaat, maar in een situatie die zo geëscaleerd is, horen de hoogste bazen te spreken zodat niet de schijn kan ontstaan dat er nog onderhandelingsruimte is. Die schijn wordt nu toch gewekt, te meer omdat in de lijst van ondertekenaars rectoren zitten zoals die van de UvA die hebben laten zien hoe week hun ruggengraat en slap hun knieën zijn.

Niet objectief

Daar komt bij – tweede bedenking – dat de brief wel poogt objectief te zijn, maar dat voor de goede lezer niet is. Waar het hart vol van is, stroomt de mond van over. In de inleidende passage wordt globaal het conflict tussen Israël en Gaza geschetst en wordt zelfs gewag gemaakt van de Israëlische gijzelaars, maar wordt ook gesproken van ‘de nog altijd escalerende spiraal van geweld tegen de Palestijnse burgerbevolking’.

Het is het idioom van de demonstranten en van vele media en politici, maar feit is dat de stadsoorlog die hier woedt, een historisch laag aantal burgerslachtoffers eist. Niks geen genocide, maar een ongekende zelfbeperking van het Israëlische leger, te meer omdat Hamas militanten in burgerkleding inzet die zich verschansen tussen civiele doelen en gewone burgers. Burgers die bovendien ook nog eens in meerderheid op de hand van Hamas zijn en hand- en spandiensten verrichten tot het verbergen en bewaken van Israëlische gijzelaars.

Tot slot is het curieus dat de rectoren geen woord wijden aan de voortdurende raketaanvallen vanuit Gaza op Israëlische steden en dorpen. En dan laten we maar buiten beschouwing dat ‘Palestina’ niet bestaat.

Academische vrijheid?

Een derde bedenking bij de brief van de rectoren ligt in het verlengde van het vorige punt. Een van de redenen om de connecties met Israëlische universiteiten niet te verbreken is dat de rectoren ‘kritische Israëlische wetenschappers’ niet wil isoleren. Een dubieuze stelling, want het is van tweeën één: of het gaat je om de academische vrijheid of het gaat je om de ‘juiste’ politieke stellingname. Allebei kan niet. Het is dezelfde ongerijmdheid (of vooringenomenheid) waaraan ook de minister zich schuldig maakte in zijn interview met het Parool.

Beperkte scoop

Een vierde bedenking is dat de brief het recente verleden negeert en geen aandacht besteed aan de concessies die universiteiten al hebben gedaan. Her en der zouden al contacten met Israëlische instellingen of onderzoekers zijn verbroken. Worden die hersteld?

En, vijfde bedenking, hoe staat het met de befaamde autonomie van vakgroepen en faculteiten? Mogen die op eigen gezag besluiten de samenwerking met een Israëlische onderzoeksgroep te stoppen? Trouwens, ‘besluiten’ is tegenwoordig een rekbaar begrip: als gemaskerde types met knuppels je gebouw binnendringen en het faculteitsbestuur tot een besluit dwingen.

Janboel in eigen huis

Ten zesde, het is goed dat de rectoren duidelijkheid verschaffen over de relatie met Israëlische instellingen, maar binnen de eigen universitaire gemeenschap zijn de verhoudingen zoek. Docenten hebben zich ontpopt tot fanatieke Palestina-fans die ‘zionisten’ verguizen en studenten die een andere mening hebben, de stuipen op het lijf jagen. Joodse wetenschappers voelen zich onveilig en durven geen les te geven. Joodse studenten blijven uit angst thuis. Wie niet de juiste (of om de rectoren te citeren ‘kritische’) mening heeft, wordt uitgesloten en geïntimideerd. Kortom, de integriteit van onderwijs en onderzoek en de veiligheid en vrijheid van medewerkers en studenten staan op de tocht. Geen woord daarover in de brief.

Dat geldt te meer omdat slechts een heel kleine groep medewerkers en studenten actievoert. De overgrote meerderheid moet er niets van hebben. Die willen studeren en werken. Menigeen ergert zich kapot aan de activisten die zich aan plundering en geweld te buiten gaan, en aan de bestuurders die bukkend en buigend hopen dat de ellende snel overwaait.

De slotsom is dat de rectoren een goede daad hebben verricht door nu eindelijk stelling te nemen en kenbaar hebben gemaakt niet van plan te zijn de banden met de Israëlische universiteiten te verbreken. Het is een eerste stap, maar er moet veel meer gebeuren.

En de bestuurders moeten laten zien dat ze menen wat ze hebben opgeschreven. Eerst zien, dan geloven.

Paul Verburgt