Iedereen is moe. Niemand heeft tijd
Geef toe, het is een ijzersterke opening van een boek over werk: ‘Iedereen is moe. Niemand heeft tijd.’ Ik denk dat ik het daarom heb gekocht. In elk geval niet om de titel: ‘Werk is geen oplossing.’ De neerslachtigheid ervan overmant zelfs de grootste optimist.
En dan die opgelegde raadselachtigheid. Werk is geen oplossing.
Oplossing van wat? Geldgebrek? Verveling? Jengelende kinderen? Doodsangst?
Hier had de uitgever moeten ingrijpen onder het motto het is jouw manuscript, maar mijn kaft. Al lezend begon ik echter te vermoeden dat de schrijfster niet erg van het geven en nemen is.
‘Werk, stad en gender’
We hebben het over Marguerite van den Berg, universitair hoofddocent sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, gespecialiseerd in ‘werk, stad en gender’.
Ze heeft een strak dogmatisch boek[1] geschreven waarin onder aanroeping van Karl Marx de wereld wordt onderverdeeld in een klein groepje sluwe kapitalisten die de rest van de mensheid zonder pardon uitbuit. Die rest kan geen kant op, want de overheid en de vakbonden vormen samen met de kapitalisten een front. En daar moet met harde hand tegen worden opgetreden, van staken tot stelen.
Op zichzelf heeft Marguerite van den Berg een punt. De flexibilisering van de arbeidsmarkt is volledig doorgeschoten en heeft een nieuwe onderklasse geschapen, die continue in een onzekere en precaire situatie verkeert. Het precariaat, een fraaie samentrekking van precair en proletariaat.
Trouwens, wat heet proletariaat! Het gaat echt niet alleen om pakketbezorgers en schoonmakers. Ook onder hoogopgeleide professionals rukt de flexibilisering op. De meerderheid van het wetenschappelijk personeel aan de universiteiten bijvoorbeeld zit op minuscule tijdelijke contractjes met veel onbetaald overwerk en nul toekomstperspectief. Dit in tegenstelling tot de haves aldaar, de hoogleraren en universitaire hoofddocenten die bijna allemaal een vaste baan hebben en riant worden betaald.
Alleen werken om in eigen behoeften te voorzien
Marguerite van den Berg die in eigen huis dus aan de luxe kant van de streep zit, heeft een groot inlevingsvermogen en een ruim hart. Das mooi.
Een mens, zo stelt ze, zou eigenlijk alleen moeten werken om in de eigen behoeften te voorzien. Eten, drinken, wonen, dat soort dingen. Alles wat ‘ie meer doet, komt uitsluitend de kapitalisten ten goede, die zich een kriek lachen om deze ‘schepping uit het niets’. Een citaat uit de werken van Karl Marx aan wie ze ook de rekensom ontleent dat een normaal mens er met dagelijks vijf uur werk ten eigen bate wel is.
In de ideale wereld van Marguerite van den Berg zijn er kennelijk geen voorzieningen als wegen en ziekenhuizen, rechtbanken en universiteiten nodig.
Werkplezier is aangeleerd
De tweede eis die ze stelt, is dat ‘reproductieve’ arbeid betaald moet worden. Dat is arbeid die wordt verricht om kinderen op te vangen, de was te doen, schoon te maken en eten op tafel te zetten. Waar het geld vandaan moet komen, las ik nergens, maar dat zal wel muggenzifterij van me zijn.
De lezers krijgen omstandig uitgelegd dat ze nog lichtjaren van deze heilstaat verwijderd zijn. Het is een en al ellende.
Werkplezier is aangeleerd, stelt ze. Vervolgens geeft ze een opsomming van werk waar mensen naar haar idee helemaal geen zin in hebben. In een kantoortuin onder een systeemplafond achter een pc zitten, de hele dag in een kledingwinkel staan, friet frituren, ontevreden klanten te woord staan. Allemaal werkzaamheden die ‘gewone’ mensen verrichten en waarvan onze universitaire hoofddocent zich kennelijk niet kan indenken dat die mensen dat vaak wel leuk en zinvol vinden. En dat er bovendien brood op de plank moet komen.
Het is niks en het wordt niks, dat is de boodschap. Nihilistisch concludeert ze ‘Dat we soms plezier in het werk hebben en dat we soms graag hard werken, zegt niets over hoe wenselijk werk is.’
U en ik begrijpen wel dat mevrouw het niet heeft over haar eigen werk, boeken schrijven in de tijd van haar uitbuitende baas.
Boos op Hamer
Furieus is ze op Mariëtte Hamer, de voorzitter van de SER die van menig is dat ‘rot werk beter is dan geen werk’. Even daargelaten wat precies rot werk is, is de boodschap helder: wie zonder werk is, raakt veelal in sociaal isolement en komt financieel in de problemen. En dan hebben we het nog niet over begeleidend onheil, van verslaving tot apathie. Kijk maar even naar de harde kern van de bijstandstrekkers, al snel een paar honderdduizend mensen.
Zo niet Marguerite van den Berg. Werk, dat is pas erg! En vragen om werk is vragen om uitbuiting. Ik verzin het niet.
Ook die reproductieve arbeid is ellendig. Uiteraard krijgen de mannen een veeg uit de pan – en ten dele terecht – , maar dat het met het huishoudelijk werk steeds beter gaat, lezen we niet. In de jaren vijftig werd in een gezin gemiddeld bijna 60 uur per week schoongemaakt en gewassen. Dat is nu nog geen drie uur per week. Tel je de dagelijkse routines als kopen, eten maken, opruimen en boodschappen doen bij elkaar op, dan kom je op zo’n twee uur per dag.
Ja maar de kinderen! Schijnt ook wel mee te vallen, ongeveer een half uur per dag, behalve als ze heel jong zijn, dan is het aanzienlijk meer.
Meer vrije tijd
Vergeleken met zeventig jaar geleden is de vrije tijd geweldig toegenomen en dan hebben we het beleefdheidshalve maar niet over de tijd van de door de auteur bewonderde Marx.
Door menige vrouw wordt de vrijgevallen tijd (voor een deel) besteed aan werken buitenshuis. Daarbij tekenen we nog maar eens aan dat de Nederlandse vrouwen gemiddeld genomen de ‘kleinste’ banen in Europa hebben. Niet door discriminatie, maar door vrije keuze.
En woelend en wakend brengen we de nachten ook niet door. De overgrote meerderheid van ons blijkt elke nacht ruim acht uur te slapen.
Niet iedereen is slachtoffer
Ongetwijfeld maakt het uit waar je in ‘het loongebouw’ zit en of je baan onzeker is. En uiteraard is er een interactie met de thuissituatie, niet alleen met die reproductieve arbeid, maar ook met de gezondheid en persoonlijke leefomstandigheden (relatie, sociaal netwerk, woning). Ik heb ook grote kritiek op de doorgeschoten flexibilisering van de arbeid. Maar niet iedereen is de dupe. Niet elke vrouw, niet elk persoon van kleur en ook niet elke flexwerker en zeker niet alle werkenden.
Anders gezegd, de genoemde cijfers zijn gemiddelden en er zijn vast gedetailleerdere en ook genuanceerdere gegevens te vinden. Maar wie zo radicaal in de aanval gaat, mag wel wat meer empirische onderbouwing leveren.
BIJ1
Nu is het alleen maar ideologie en activisme.
Het verklaart wellicht ook waarom op de achterflap van het boek de recensies van twee kopstukken van BIJ1 te lezen zijn. De een bekend om feminisme en Palestina, de ander om de erfschuld van de witte mens.
‘Dit is een noodzakelijk en actueel boek’ (Anja Meulenbelt) en ‘Vanuit onze gemeenschappelijke uitputting zet Marguerite van den Berg aan tot de politisering van onze situatie om ons uit de houdgreep van werk te bevrijden’ (Gloria Wekker).
Toen ik het programma van BIJ1 erop na sloeg, vielen me tal van overeenkomsten met het boek van Marguerite van den Berg op. Had dát op het kaft gezet. En dat ze de levenspartner is van een door haar menigmaal geciteerde hoogleraar en ideoloog van BIJ1, Willem Schinkel.
Het boek eindigt opvallend genoeg niet met een grand design van de toekomst. De schrijfster houdt het bij een handjevol tips voor kleinschalige acties die wij van het precariaat kunnen ondernemen om ons te ‘verzetten tegen werk.’
Weigeren, staken en stelen is het motto. Natuurlijk niet met hulp van de vakbonden, want vijand, maar met spontane initiatieven van zich organiserende tijdelijke collectieven: ‘een verzameling lichamen op straat’.
En als collectieve actie niet mogelijk is, kan je altijd als individu iets ondernemen. Spulletjes van je baas pikken. Of arbeidstijd stelen door lekker lange pauzes te nemen of – serieus – op kantoor liefdesbrieven te schrijven.
Collectief stelen, wat u en ik plunderen noemen, mag ook. Immers, in Amerika is wetenschappelijk bewezen dat plunderaars soms best politieke opvattingen hadden die hen tot hun daden brachten.
En dan is het goed natuurlijk.
Paul Verburgt
[1] Werk is geen oplossing. M. van den Berg, Amsterdam University Press, Amsterdam 2021